Gaai

(Garrulus glandarius)    Duitsland  Eichelhäher  Groot Brittannië  Eurasian Jay  Frankrijk  Geai des chênes
 

Gaai, Garrulus glandariusBeschrijving: Wijdverspreide, relatief schuwe, vogel. Roze-bruin lichaam met zwarte, rechte staart en een, vooral tijdens de vlucht, opvallende witte stuit en onderstaartdekveren. Heeft een zwarte snor, licht keel en een zwart-wit gevlekt petje. Tamelijk korte, donkere snavel. De poten van de Gaai zijn vleeskleurig bruin. Zijn opvallendste kenmerk zijn echter de blauw-zwart-wit gestreepte vleugeldekveertjes. Mannetje en wijfje hebben hetzelfde uiterlijk. Juvenielen eveneens, maar dan iets donkerder.
Habitat: In bossen, boomgaarden en parkachtige omgevingen.
Lengte: 32-36 cm.
Voortplanting: Territoriale en (dus) solitaire broeder. Mannetje en vrouwtje bouwen samen, 3 tot 6 meter boven de grond, vlakbij de stam of in een grote vork, een nest van twijgen en takjes, gevoerd met fijne plantaardige materialen. Drie tot zeven eieren (gemiddeld 5), blauwgroen en dicht bezaaid met bruinachtige vlekken in april/mei. Worden door het vrouwtje uitgebroed in 16-19 dagen. Mannetje voert wijfje in deze periode. Brengen gezamenlijk de jongen groot. Na 18-23 dagen vliegen deze uit.
Bijzonderheden: Hij vertoont een enorme geografische verscheidenheid: er zijn wel 33 ondersoorten bekend. Een doorgaans erg schuwe vogel die meestal pas wordt waargenomen wanneer hij wegvliegt en rauwe kreten slaakt. Zoekt zijn voedsel voornamelijk op de grond, zowel dierlijk (Insecten, jonge vogels en eieren) als plantaardig: hij verzamelt zeer grote hoeveelheden eikels in het najaar en verstopt deze op vele plaatsen in zijn territorium. Vindt ze ook bijna allemaal terug! Hij is een goede imitator! Kan uitstekend het gemiauw van buizerds nadoen maar ook allerlei andere geluiden.