Kauw

(Corvus monedula)    Duitsland  Dohle  Groot brittannië  Eurasian Jackdaw  Frankrijk  Choucas des tours
 

Kauw, Corvus monedulaBeschrijving: Kleine zwarte kraai, met opvallend bleek blauwgrijze ogen, grijze nek en kleine zwarte snavel met een “snorretje”. In de vlucht valt de kleine kop met snavel op, evenals de stompe vleugels en de relatief lange, iets afgeronde staart. Juvenielen missen nog de grijze nek en de lichte ogen: ze zijn meer éénkleurig zwart maar wel bleker dan de adulten. Mannetje en vrouwtje zien er hetzelfde uit.
Habitat: Alle landschapssoorten zolang er maar verspreid bomen staan, parken en in steden en dorpen.
Lengte: 34-39 cm.
Voortplanting: De Kauw is een semi-kolonievogel. Het nest wordt in allerlei holen en holtes gebouwd: boomholtes, nestkasten, oude gebouwen, kerktorens en schoorstenen. Het bestaat uit takken en twijgen, gevoerd met plantaardige materialen. Na langjarig gebruik kan het behoorlijk groot worden, tot wel een meter in doorsnee en 50 centimeter hoog. Drie tot acht eieren, (gewoonlijk 4), bleek blauwgroen met grijze en bruine vlekken in april/mei. Worden door het wijfje in 17-20 dagen uitgebroed. Mannetje voert vrouwtje in deze periode. brengen gezamenlijk de jongen groot die op een leeftijd van circa 30 dagen uitvliegen.
Bijzonderheden: Kauwtjes vormen paren voor het leven: je ziet ze ook altijd twee aan twee vliegen. Bijzonder gezellige en sociale vogel. Vormt buiten de broedtijd (vaak grote) groepen met Zwarte kraaien en Roeken om te foerageren op de velden. Grotendeels vegetarisch maar tijdens de broedtijd ook veel insecten, en soms eieren en jonge zangvogeltjes.