Beschrijving: Opvallend dikke, zwarte snavel met sterk gebogen bovensnavel (culmen). Korte, dunne, grijs-zwarte poten. Erg korte en brede vleugels. Getrapte staart met sterk verlengde middelste staartpennen; smaller dan bij Grijsborstboomekster. Schedelkap zeer licht grijs, tegen het witte aan. Verder naar achteren wat donkerder. Smalle chocolade-bruine band over voorhoofd. inclusief ogen; zwart achter de ogen. “Snorretje”
Vaal roze-roestbruine onderzijde. Bovenzijde eveneens, maar met meer grijs er in. Zwarte vleugels met een kleine witte vlek aan de basis van de primaries. Buitenste staartveren zwart, overige zilvergrijs met zwart uiteinde. Juvenielen wat valer. Iriseert rood of roodachtig bruin. Beide seksen gelijk.
Habitat: Bergbossen, met een voorkeur voor bossen aan de voet van de bergen en bossen in de dalen waar open plekken voorkomen. Tussen 300 en 2800 meter hoogte.
Lengte: 40 cm. (incl. staart).
Voortplanting: Weinig over bekend. Het nest is een eenvoudige, vlakke constructie van twijgjes. Het bevindt zich doorgaans in een kleine boom tussen struikgewas. Het legsel zou bestaan uit 2 eieren, maar dat lijkt wel erg weinig voor een compleet legsel. De eieren zijn groenachtig wit met -als een ring aan het stompe einde- bruine spikkels en vlekjes. De beide nesten met eieren zijn aangetroffen in januari en midden maart. Meer gegevens ontbreken.
Bijzonderheden: De Borneo-boomekster is endemisch op Borneo (zoals de naam al doet vermoeden!) waar het de enige boomekster is. Sociale boomekster die in kleine, lawaaierige groepjes foerageert in de boomtoppen. Hun luide en gevarieerde roepjes overheersen in het bos. Eet voornamelijk kevers, insecten, zaden en bessen. Wordt meestal gezien als een van de twee ondersoorten van de Maleise of Sunda-boomekster. Echter, vanwege de opvallende verschillen in het verenkleed van de kop, worden ze hier als afzonderlijke soorten behandeld.