"De Dienst Stadsbeheer van Den Haag heeft op de Landzijde een bord geplaatst met de tekst "Stenen gooiende Eksters, parkeren op eigen risico". In de omgeving zitten veel Eksters, afkomstig uit het naburige park. De vogels nemen glimmende voorwerpen en stenen mee de boom in en laten die vervolgens vallen, auto’s of geen auto’s. De eigenaren zijn nu gewaarschuwd."
|
"Het liep al tegen zessen, net op de grens van daglicht en avondduister. Ik had op het parkeerterrein van de supermarkt net de lege flessen in de glasbak laten rinkelen en spitte in mijn broekzak tussen het kleingeld naar een munt van vijftig eurocent voor het winkelwagentje, toen het eindelijk tot me doordrong. Het geluid. Het moet er al de hele tijd zijn geweest, maar als ik boodschappen ga doen, schakel ik – zoals bij nog een aantal vervelende maar noodzakelijke klussen – meestal de automatische piloot in, en dan wil me nog wel eens wat ontgaan. Het geluid. Het kwam van de overkant van de weg, uit de groenstrook rond het aanpalende industrieterrein. En het werd gemaakt door Eksters. Veel Eksters. Ik telde er in de gauwigheid een stuk of vijfentwintig, maar het kunnen er best nog meer zijn geweest. Ze verkeerden duidelijk in een staat van opperste opwinding. Het schelle kékkékkékkék was niet van de lucht.
Ik ken die voorjaarsvergaderingen van Eksters wel. Maar dan vooral uit de boeken en uit een paar niet bijster gedetailleerde waarnemingen op grote afstand. Deze keer stond ik er met mijn neus bovenop. Zomaar, op een doordeweekse boodschappenavond. Na een tijdje ontdekte ik dat er structuur zat in al die drukte in de boomtoppen. Een groepje van vier Eksters voerde het hoogste woord. Ze joegen elkaar luid kekkerend van de ene boom naar de andere, bleven daar even zitten om elkaar met extra stemverheffing nog eens goed de huid vol te schelden en verplaatsten de ruzie weer naar de volgende boom. De rest van de groep bestond, kreeg ik de indruk, vooral uit belangstellende toeschouwers. Ze volgden het gedoe op de voet, maar van een afstandje, en beperkten hun bijdrage aan de herrie tot wat ongeregelds – aanmoedigingen, het Ekster-equivalent van boegeroep, opruiende opmerkingen om het vuurtje nog eens extra op te stoken? – op momenten dat het "gesprek" tussen de hoofdrolspelers even stil dreigde te vallen. Vraag: wat was er nou precies aan de hand?
Waarschijnlijk – ik houd voor de veiligheid als niet-eksterspecialist even een slag om de arm – was er sprake van een gevecht om een territorium. Het begint stilaan voorjaar te worden en dat is voor met name de pasgevormde Eksterparen het teken om te op zoek te gaan naar een eigen plek om hun nest te bouwen en jongen groot te brengen.
Probleem: er zijn veel Eksters en de beste plekjes zijn doorgaans al jaren bezet. Dus probeert zo’n nieuw koppel in te breken in het territorium van een "gesetteld" Eksterpaar, dat doorgaans niet geneigd is vrijwillig te vertrekken. Dan heb je dus herrie in de tent. En zoals dat ook bij mensen gaat: als ergens de vlam in de pan slaat, verzamelt zich al gauw een menigte kijkers en bemoeials. Die bemoeials zijn in dit geval meestal jonge, nog ongebonden Eksters. Jonge Eksters blijven de eerste twee, drie jaar van hun leven vaak een beetje bij elkaar rondhangen, als een soort jeugdbendes. En ze doen dan precies wat in de mensenwereld de "hangjongeren" doen: de boel een beetje versjteren, herrie schoppen, jennen. Tot ze de jaren des verstands bereiken, een vaste partner vinden en toetreden tot het establishment van de eksterwereld.
Charles Darwin, de goeroe van de evolutietheorie, meende zelfs dat de luidruchtige voorjaarsvergaderingen van Eksters eigenlijk een soort dating-party’s waren, bijeenkomsten waarbij de vrijgezelle mannetjes en vrouwtjes elkaar beter kunnen leren kennen om elkaar vervolgens, na uitvoerige bemonstering van elkaars uiterlijk en na indringende (en luidruchtige) gesprekken, eeuwige trouw te zweren. Of niet, al naar gelang. Darwin had het over marriage meetings, huwelijksbijeenkomsten. Dat had hij trouwens gepikt uit volksmond, die zo’n rumoerige ekstervergadering al veel langer "eksterbruiloft" noemt.
Ik stond erbij en ik keek ernaar. Geboeid, gevangen. Bijna was ik de boodschappen helemaal vergeten. Maar met het invallen van de duisternis haakte de ene na de andere Ekster af. Schelden tegen iemand die je niet ziet, is niet écht leuk. Het werd stiller en stiller in de boomtoppen. En gelukkig was het koopavond."
|
"Toegegeven, het zijn schreeuwlelijken die Eksters. Toch zou ik ze missen als ze er niet meer waren. Vooral ’s winters, want dan struinen ze in hun zwart-witte pak door het plantsoen langs mijn huis en door het nabijgelegen park. Groepsgewijs scharrelen ze in de struiken en op de grond hun kostje bijeen. Of zoeken ze naar een goed plekje in hun vaste slaapboom.
Ondertussen schreeuwen ze voortdurend kékkékkékkék. Het is een harde, metaalachtig klinkende, irritante roep. In vroeger tijd dachten veel mensen dat de Eksters hen uitscholden. Maar dat is een van de vele misvattingen die over deze mooie vogelsoort de ronde doen. Het hardnekkigste misverstand is, dat de Ekster een meedogenloze, nietsontziende rover is, die het heeft voorzien op zielige Meesjes en Mussen en die de nesten van talloze andere vogelsoorten leegrooft. Onderzoek heeft echter aangetoond dat het wel meevalt. Het liefste eten Eksters namelijk insecten. Die voorzien soms wel in negentig procent van de totale voedselinname. Verder eten ze graag aas. Je ziet ze niet voor niets vaak langs de weg rondhippen, wachtend op het gaatje in het lint van voorbijrazende auto’s om de resten van een dood konijn weg te werken. Slechts heel incidenteel halen ze een nest van een andere vogelsoort leeg of nemen ze de moeite om achter een Merel of een Vink aan te jagen.
Hun imago van bikkelharde jager krijgt helemaal een deuk als je ziet hoe ze door Zwarte kraaien tot watjes worden gedegradeerd en er niet meer dan bange schreeuwlelijken overblijven. Als ze ’s avonds een slaapplek opzoeken, zijn ze afhankelijk van de nukken van de kraaien. Die kiezen eerst en veroveren dan natuurlijk de mooiste plaatsen bovenin. Pogingen van Eksters om hogerop te komen, hebben geen zin want de kraaien zijn hen nadrukkelijk de baas. Sterker nog: kraaien zijn na de Haviken de grootste vijanden van de Eksters. De zwarte vogels kraken hun nesten, eten hun eieren en jongen en verjagen hen uit minder boomrijke gebieden. Dat ze ’s winters toch slaapbomen delen, is in dit licht bezien heel opmerkelijk.
’s Zomers krijg je van de Eksters veel minder mee. De meeste zitten dan een beetje verscholen te broeden, zodat ze minder kans op kraaienbezoek lopen. Er zit al jaren een paartje in een van de bomen in het straatje achter mijn huis. Van hun hoog in de boom gebouwde stevige nest kun je door het dichte gebladerte weinig zien. Je merkt pas wat van hun activiteiten als de jongen uitvliegen. Luid roepend zitten die dan op het dak van de garage of een schutting. De jongen zijn nog echte scharminkels die flink afsteken tegen hun ouders. Dat zijn, zeker als ze goed in de veren zitten, prachtige, statige vogels. Een beetje Ekster toont met graagte zijn fraai postuur en poetst zich zo op dat de bijzondere blauw-metallic kleuren tussen het zwart en wit uitspringen.
Ondanks hun geschreeuw zie ik ze dan graag."
|