Eksters, brutale baasjes in rokkostuum |
Blog van Marisa Stoffers van het IVN te Amsterdam |
In hun deftige zwart-witte pak, alsof ze naar een gala gaan, paraderen de twee over de tuintafel. Tjetterend. Fladderend. Kibbelend bekijken ze het mandje met druiven dat ik er heb neergezet. Op de grond zit een derde. Als hij op de stoel vliegt en met zijn kont naar me toe gaat zitten, glanst zijn rug blauw, zijn staart metallic groen met paarse punt. Nóg mooier dan een rokkostuum. Toch is hij nog niet af. Want pas een paar weken geleden uitgevlogen. Als er een volwassen ekster op de tafel landt en behendig een druif uit het mandje pikt, bedelen de pubers luidruchtig met de bek wijd open. Het liefst worden ze nog steeds gevoerd. Maar dat wil papa niet: ‘hup, op onderzoek!’ Ze zijn geboren in een boom iets verderop bij het water. Zo’n eksternest is een prachtig bouwsel met een dak, ik had het van de winter al gezien en hield het in de gaten. Drie weken geleden (ze waren toen nog veel pluiziger dan nu) zaten ze opeens in het gras. Vliegen konden ze nog niet. Elke keer als ik er langsliep doken de aandoenlijke pluizenbollen tussen het riet. Ze zagen er kwetsbaar uit. Toch hebben drie van de vier het overleefd. Vliegen is nog steeds gestuntel, maar het brengt hun wel naar schuttingen, daken en bomen. En naar onze tuin. Ze leren er foerageren en nemen er een bad. Zélfs als ik er zit; de koters zijn minder bang dan de ouders. Als kind werd ik ‘ekstertje’ genoemd, omdat ik blinkende bouten en moeren spaarde. Maar het fabeltje dat eksters glimmende voorwerpen verzamelen, klopt niet. In nesten hebben wetenschappers nooit iets glimmends aangetroffen. Wel is een ekster een nieuwsgierig aagje: alles wat opvalt, wil hij uitvoerig bekijken. Dus ook een zilveren lepeltje. Mocht je hem daarbij storen, dan kan het dat hij het meeneemt om elders te bestuderen. Die nieuwsgierigheid is voor een alleseter natuurlijk erg functioneel: hierdoor leert hij veel. Ze zijn dan ook uitermate intelligent. Zó intelligent dat ze zichzelf herkennen in een spiegel. In het dierenrijk doen alleen mensapen, olifanten en dolfijnen hen dat na. Ook letten ze op of soortgenoten meekijken als ze eten verstoppen. Dat eten, daardoor hebben ze bij sommigen een slechte naam. Ze zouden eieren en jonge zangvogels roven. Nou gebeurt dat heus wel eens, maar sporadisch. Hun menu bestaat vooral uit insecten en andere kleine beestjes. Verder eet hij fruit, zaden, brood, en ook afval en aas: hij ruimt rommel op. Een nuttig diertje. Het probleem met zo’n kuikentje is dat hij het open en bloot pakt, waardoor het nogal opvalt. Echter, jonge zangvogels worden vele malen vaker door (onze) katten gedood. Al zal een ekster dát juist níet laten gebeuren: hij is de enige vogel die een kat weg weet te pesten. Onze kat (toch geen kleintje) is als de dood voor de brutale baasjes in hun deftige pak. Zelfs als ze zijn bakje met voer leegeten, blijft hij verstopt tussen de struiken en kijkt nederig toe. Het is duidelijk wie de baas is. Niet verwonderlijk. De baasspelen, dat is zo’n beetje het belangrijkste wat de jonge eksters in mijn tuin moeten leren. Komend jaar zullen zij rondhangen met een dakloze jeugdbende, scheldend tegen elkaar en vechtend tot er een duidelijke hiërarchie ontstaat. Gezamenlijk zullen ze eksterpaartjes die wél een thuis hebben belagen. Die reageren dan luidruchtig vanaf de nok van het dak, zo de pubers verjagend, hij de knapen, zij de meiden. Maar, het heeft zin. Want als zo’n ekster mét territorium doodgaat, zal zijn plek ingenomen worden door een lid van de bende. Óf, mocht hij een erg mooie stek gehad hebben, door de buurman, die daarvoor zonder pardon zijn vaste partner verlaat! De originele tekst van deze blog, inclusief een aantal fraaie afbeeldingen, is te vinden op IVN Natuureducatie Amsterdam, waar trouwens nog meer interessante natuurblogs van Marisa zijn te vinden: Marisa Stoffers, IVN Amsterdam. |